Een grondige analyse van het identiteitsbegrip.
In conservatief-nationalistische kringen zou het weleens kunnen voorvallen dat men zeer expliciet betoogt fier te zijn dat men Vlaming is, en dat we onze Vlaamse cultuur koste wat het kost moeten beschermen van wat haar bedreigingen ook mogen zijn. Deze expliciete uitroep van nationalistische trots draagt natuurlijk impliciet de vraag naar identiteit in zich, oftewel het object van die trots. Toch is het zeer ironisch dat ondanks het volmondig ja van velen op de vraag naar trots, er al meteen heel wat minder zijn die ook een degelijk antwoord klaar hebben op de vraag naar het object ervan. Wat is Vlaamse identiteit? Menigeen werd reeds de vraag gesteld, en menigeen bleef ook het antwoord schuldig.
“Verzin dan zelf een antwoord he!” En dat heb ik dan maar eens gedaan…
In dit essay situeer ik het begrip ideologisch bij het nationalisme en conservatisme, maar wil ik het niet aanwenden als argument daarvoor. Ik wil geen volwaardige ideologie bespreken, maar slechts één bepaald concept dat vervolgens door verschillende ideologieën wordt opgenomen. Hierbij geef ik in de eerste plaats een ruime filosofische analyse, maar zal ik uiteindelijk ook, om het enigszins maatschappelijk relevant en actueel te houden, kijken naar de politieke consequenties van hoe ik het begrip identiteit heb uitgedacht.
Ik ben niet fier dat ik Vlaming ben
Hoewel ik mezelf enigszins als conservatief en nationalistisch bestempel, zal ik me toch niet zo snel wagen aan een uitspraak als “ik ben fier dat ik Vlaming ben.”
Ik ben niet fier dát ik Vlaming ben! Waarom zou ik ook? Het is geen prestatie waarmee ik mij onderscheid, noch tegenover anderen, noch tegenover mezelf. Ik ben altijd al Vlaming geweest zoals miljoenen anderen altijd al Vlaming geweest zijn en miljarden anderen altijd al eender welke nationaliteit hebben gehad. Waarop zou ik fier moeten zijn? Het feit dat ik Vlaming ben, heb ik niet gekozen. Noch heb ik gekozen welke geschiedenis voorafging aan de nationaliteit die me vandaag zomaar te beurt valt. Dit alles betekent op zich niets en het zou absurd zijn om dit ook maar in de geringste mate aan te wenden als een reden tot trots.
Plaats ik mezelf hiermee uit de conservatieve orthodoxie? Ik geloof van niet. De voornaamste reden waarom ik zo’n sympathie voor het conservatisme heb, is namelijk omdat het, in mijn beleving ervan, de stroming bij uitstek is waar identiteit centraal staat. Daarmee bedoel ik uiteraard niet de individuele identiteit van één persoon, maar identiteit van een collectief niveau, als een soort breder synoniem voor cultuur en traditie.
Waar het modale populaire conservatisme in eerste instantie dus een volmondig antwoord geeft op de vraag naar trots, maar stilvalt bij de vraag naar identiteit, daar zal ik als conservatief in eerste instantie weinig trots tonen, maar wel een grote interesse hebben in de identiteitsvraag. In de logische gang van zaken is het dan ook pas na een deftig antwoord geformuleerd te hebben op deze vraag, dat ik een trots kan ontwikkelen die wél gefundeerd is.
Deze kritiek op trots die vaak onbedachtzaam en onterecht is, brengt mij tot twee doelstellingen waartoe ik identiteit, de voorwaarde voor een rechtmatige trots, moet analyseren. Allereerst mogen identiteit en trots geen vanzelfsprekendheid zijn en moet identiteit dus niet gezocht worden als een passieve, maar als een actieve werkelijkheid. Vervolgens moeten we ons ook de vraag stellen naar wat die actieve werkelijkheid als bron van onze potentiële trots, feitelijk is. In de twee volgende hoofdstukken behandel ik deze twee kwesties.
Burgerschap, bloed en beschaving
Om terecht trots te kunnen zijn op Vlaamse identiteit - wat dat ook moge zijn - moeten we ervoor zorgen dat deze identiteit geen vanzelfsprekendheid is. In dit kader onderscheid ik drie mogelijke fundamentele interpretaties omtrent identiteit en omdat ik in een stilistische bui ben, heb ik ze alle drie laten allitereren op elkaar.
Ten eerste hebben we ‘burgerschap’ waarbij Vlaamse identiteit gereduceerd wordt tot het hebben van een identiteitskaart en een aantal juridische rechten en plichten. Ten tweede heb je identiteit als ‘bloed’ waarbij men zich beperkt tot de vraag of men geboren is uit Vlaamse ouders. Deze twee interpretaties sluiten redelijkerwijs elke vorm van terechte fierheid uit.
Tot slot is er identiteit als ‘beschaving’: de idee dat Vlaamse identiteit betrekking heeft op een brede waaier aan cultuur en tradities die men zich als individu in een gemeenschap eigen kan maken zonder dat dit een vanzelfsprekendheid is. Het is in deze richting dat we een gegrond identiteitsbegrip kunnen vinden waar we vervolgens ook rechtmatig trots op kunnen zijn.
Uiteraard hangen deze 3 begrippen van burgerschap, bloed en beschaving nauw samen. De meesten die in Vlaanderen wonen, zijn uit Vlaamse ouders geboren en hebben enig besef van Vlaamse cultuur.
Doch, noch burgerschap noch bloed kunnen voor de zichzelf serieus nemende conservatief volstaan om van volwaardige identiteit te spreken. Wel kunnen we burgerschap en bloed begrijpen als een uitermate gunstige aanleiding om te komen tot die beschaving. Wie in Vlaanderen woont, zal sneller in contact komen met wat Vlaams is en dus sneller een soort van Vlaamse identiteit kunnen verinnerlijken. Wie uit Vlaamse ouders geboren is, zal waarschijnlijk eveneens een spontanere interesse hebben in de Vlaamse cultuur – wat die ook moge zijn.
Ik ben dus niet trots dát ik Vlaming ben, dat ik zomaar toevallig uit Vlaamse ouders geboren ben en in Vlaanderen leef en de ‘erfgenaam’ ben van een rijke geschiedenis. Wel vormt dit alles, burgerschap en bloed, een belangrijk aanknopingspunt om iets te doen mét deze traditie en cultuur. Ik kan de traditie bestuderen, ik kan ze onderhouden, en ik kan ze ook zelf verrijken. En daarop, op deze actieve en niet vanzelfsprekende beleving, kan ik vervolgens terecht trots zijn.
Identiteit als beschaving brengt ons rechtstreeks bij het volgende hoofdstuk dat identiteit concreter in beeld wil brengen.
De canon1
Iemand verwerft Vlaamse identiteit naar gelang hij zich actief de Vlaamse traditie eigen maakt. De eerstvolgende vraag is nu wat deze traditie is. Het is een gevaarlijke vraag. Is de hoofddoek Vlaams? Is zwarte piet Vlaams? Is respect Vlaams? Is racisme Vlaams? Al deze vragen berusten op de vooronderstelling dat er iets is als een graadmeter van Vlaamsheid, of alsof er een soort objectieve lijst bestaat van al wat Vlaams is. Deze illusie, dat men van elk concreet object kan zeggen of het al dan niet Vlaams is en in welke mate, noem ik de canonisering van de traditie. Vergelijk het met de katholieke Kerk die een canon kent van heilige teksten: een lijst van alle geschriften die goddelijk geïnspireerd zijn en daarmee absoluut onderscheiden van alle andere profane teksten.
Is het überhaupt denkbaar dat er iets bestaat als een canon van de Vlaamse identiteit? Welk criterium zou je hanteren om aan zo’n lijst te beginnen?
Simpelweg omdat traditie levend is (of zou moeten zijn) en breed en divers is, is elke denkbare canon steeds zowel arbitrair als autoritair en doet het afbreuk aan wat een gezonde traditie is of kan zijn. Traditie laat zich niet definiëren.
Dit wil echter nog niet zeggen dat we daarom, zoals de primitieve nationalisten die ik eerder al beschreef, niet meer hoeven te expliciteren wat de traditie betekent en dat we ons tevreden mogen stellen met een basale trots omtrent iets dat we feitelijk niet onder woorden kunnen brengen.2 Een dergelijk zwijgen zou net zoals een autoritair definiëren afbreuk doen aan een volwaardig identiteitsbegrip. Wie daarentegen kan uitleggen hoe hij Vlaamse identiteit kent in zijn persoonlijke beleving, draagt bij aan deze identiteit.
Traditie laat zich niet definiëren, noch doodzwijgen, maar wel bediscussiëren. Men moet in staat zijn vrij en persoonlijk over traditie te praten, er een standpunt bij in te nemen en het aldus onder de aandacht te brengen, zonder daarmee tegelijkertijd het eigen standpunt en de eigen interesses te verabsoluteren. Waar definiëren en zwijgen de traditie doden, daar houdt discussie de traditie in leven.
Deze discussie ontstaat in de individuele verschillen waarmee men zich verhoudt tot de Vlaamse cultuur. Waar de één een interesse ontwikkelt in de Vlaamse schilderkunst, ontwikkelt de ander een interesse in hedendaagse Vlaamse literatuur, of architectuur. De discussie gaat dus niet over wat de objectieve canon zou zijn en leidt ook niet tot de ontdekking van zo’n canon. De discussie leidt eigenlijk naar niets wezenlijk toe. Ze is slechts een uitdrukking van een traditie die levend is en becommentarieerd en besproken wordt.
Ik kan mij bijvoorbeeld erg interesseren in de Vlaamse primitieven zoals Bruegel en van Eyck, en trots zijn dat ik dit stukje Vlaamse cultuur goed ken en dit kan uitdragen en bediscussiëren wanneer er mij om wordt gevraagd.3 Dit staat echter niet in de weg dat iemand anders het heeft over de architectuur die we terugvinden in de oude historische centra van onze Vlaamse grootsteden.
Men mag mij hierbij trouwens een enigszins overdreven focus op cultuur in de letterlijke zin van kunst verwijten. Maar zoals ik eerder al aangaf: Vlaamse identiteit is breed en leeft doorheen de dialoog erover. In die discussie schenk ik vanuit mijn eigen interessegebied een levende rol aan het historisch cultuurbegrip, zonder daarmee andere aandelen in het veld te ontkennen. Wie Vlaamse identiteit wil uitleggen met respect of beleefdheid mag dat. Al is dat natuurlijk nogal basaal en niet echt ‘exclusief’’ Vlaams.
De onbelangrijke identiteitsvraag
En wat nu als iemand in die vitale discussie komt aanzetten met de hoofddoek? Is de hoofddoek Vlaams?
Ik zou niet weten waarom. Historisch-cultureel gezien is er niet de minste reden toe om dat aan te nemen. In vergelijking met andere gebieden in de wereld wordt ze in Vlaanderen nog niet zo lang en niet zo veel gedragen. Al is dat misschien over 50 of 100 jaar anders. Cultuur is vergankelijk. Zo ook kan men de maliënkolder Vlaams noemen voor wat betreft het Vlaanderen van de 14de eeuw, maar ondertussen is dat misschien een beetje gedateerd. Hoewel er dus geen strikte canon is, denk ik dat iedereen het gemakkelijk eens kan worden dat de hoofddoek niet Vlaams is. Maar in feite is dat ook geen belangrijke vraag.
Ook respect zou ik niet direct Vlaams noemen - ook al hebben Vlamingen het doorgaans wel. Evenmin zou ik dronkenschap niet Vlaams noemen - ook al zijn Vlamingen het regelmatig wel. En ook jodelen is niet bepaald Vlaams - terwijl er ook amper Vlamingen zijn die dat met regelmaat doen. Maar wil dit alles zeggen dat Vlamingen geen respect mogen betuigen, niet dronken mogen worden en niet mogen jodelen? Natuurlijk niet. Of iets al dan niet Vlaams is, heeft voor de politieke praktijk nauwelijks of zelfs geen consequenties. Er is een strikte scheiding tussen beschaving, bloed en burgerschap. Zo ook voor de hoofddoek. Natuurlijk is de hoofddoek niet Vlaams. Er is niet de minste reden toe om zoiets te beweren. Maar dit impliceert niet dat we daarom een hoofddoekenverbod moeten installeren (daar zijn andere argumenten voor). Pas wanneer men goed inziet dat er een duidelijke scheiding is tussen beschaving, bloed en burgerschap, beseft men dat de vraag of de hoofddoek al dan niet Vlaams is, eigenlijk werkelijk een zeer onschuldige vraag is.
Als u de volgende keer dus gevraagd wordt als nationalist of een vrouw die een hoofddoek draagt zich Vlaams mag noemen, dan is je antwoord: “niet voor wat betreft die hoofddoek!” En verder wil dit niets zeggen. Men hoeft geen Vlaamse identiteit te kennen om Vlaams burgerschap te hebben. Wederzijds hoeft men ook geen Vlaams burgerschap of Vlaams bloed te hebben om tot Vlaamse identiteit te komen. De meeste ‘rasechte’ Vlamingen hebben trouwens nauwelijks Vlaamse identiteit die serieus te nemen valt. Wat doen zij buiten werken en tv kijken?
Maar waarom schrijf ik dan een heel essay over identiteit als het zo’n onbelangrijke kwestie is voor de politiek? Omdat ik simpelweg, in mijn conservatisme, een veel grotere belangstelling heb voor cultuur dan voor politiek. Identiteit is waardevol op zichzelf. Het hoeft niet eens Vlaamse identiteit te zijn.
Wat maakt trouwens dat identiteit Vlaams is? Uiteindelijk niets meer dan dat het door Vlamingen in Vlaanderen beleefd of ontstaan is. In feite is het maar nietszeggend of identiteit al dan niet Vlaams is. En ik moet eerlijk toegeven: de cultuur die Vlaanderen heeft voortgebracht is nu ook wel eerder naar de bescheiden kant. Maar dat is ook niet erg. Er zijn meerdere redenen dan nationale identiteit alleen om nationalist te zijn. En als conservatief ben je niet louter gebonden aan je thuisland. Waar nationalisme bij mij vooral betrekking heeft op burgerschap, heeft conservatisme voornamelijk betrekking op beschaving, los van burgerschap en bloed. Conservatisme gaat, wat mij betreft, om de interesse en liefde voor identiteit, van waar ter wereld deze ook mag zijn. Zo kan een Italiaan die niet de minste band heeft met Vlaanderen qua burgerschap of bloed, fier zijn op het feit dat hij op een gegeven moment een enorme interesse heeft gekregen in Rubens. En zo kan ik in mijn geval zeggen dat ik vooral een stuk Duitse en Weense identiteit heb met mijn tamelijk grote (obsessieve) voorkeur voor componisten als Beethoven, Schubert en Mozart.
Wat belangrijk is aan Vlaamse identiteit is dus niet dat het Vlaams is, maar dat het identiteit is. Wat er toe doet is dat we in een ‘conservatieve’ geest interesse ontwikkelen in cultuur en zo ook onszelf ontwikkelen. Dat het een stukje cultuur en traditie is die door onze persoonlijke beleving ervan levend wordt gehouden en waar bovenal wijzelf ons mee verrijken. Wat belangrijk is aan ik die het vioolconcerto van Beethoven luister, is niet dat het Duits is, en ook niet dat het past in een conservatief verhaal. Het is gewoon simpelweg een prachtig concerto.
-
Mozart v. Brecht
-
Student Wijsbegeerte & theologie
1 Mozart, K.231
2 Al is het wel een érg vage vraag natuurlijk…
3 Dit is een puur hypothetisch voorbeeld. Ik weet nauwelijks iets over schilderkunst.